Meer informatie
De eerste mobiele telefoon in Nederland
Met het populairder worden van de radio in de jaren
dertig beginnen in Nederland ook de particuliere lokale radio
uitzendingen. Afgezien van het illegale karakter (men moest ook toen al
een zendvergunning hebben) waren deze apparaten niet altijd storingvrij
voor de legale zenders en ontvangers. Om de illegale zenders op te sporen
gebruikt de radiocontroledienst van het Staatsbedrijf der PTT auto's
uitgerust met een gevoelige ontvangers en meetapparatuur.
|
Zend-ontvanger in auto, ca. 1936
|
Twee of drie van deze
peilauto's rijden vanuit verschillende richtingen op de zender af waarna
door onderling vergelijken van de luister- en meetresultaten de zender
gelokaliseerd wordt. Het zal duidelijk zijn dat een goede communicatie
tussen die auto's uiterst belangrijk is. Die communicatie bestaat op dat
moment uit telefonisch contact op afgesproken tijden, waarbij men vaak
afhankelijk is van particuliere telefoonaansluitingen.
De eerste experimenten
Radiotelefonie, d.w.z. telefoneren via een
radiozender en -ontvanger, is in de jaren dertig goed mogelijk. De
apparatuur heeft echter forse afmetingen. In 1934 begint het
radiolaboratorium van PTT te experimenteren met de bouw van een 'kleine',
verplaatsbare zend-ontvanger. De eerste proeven worden genomen met een
radioverbinding op de korte golf in het gebied van 60-70 Megahertz. De
antenne die hierbij gebruikt moet worden is ‘ slechts' 1 meter lang.
Na deze proefperiode legt men in 1937 aan een aantal Nederlandse
bedrijven de vraag voor om een praktische zend-ontvanger te ontwerpen. Al
deze apparatuur werd ruim 3 maanden te laat afgeleverd niet in de laatste
plaats omdat de fabrikanten moeite hadden om aan de gestelde technische
eisen te voldoen. Het onderzoek strekte zich uit tot een tweetal
gebieden: een rit van ongeveer 30 km. rondom Den Haag en een rit door de
nauwe straten van de binnenstad.
|
Mobilofoon NSF
|
En de winnaar is ....
Het ontwerp van de Nederlandse Seintoestellen Fabriek (NSF) te Hilversum
blijkt het best te voldoen, waarna in het najaar van 1939, 200 stuks
besteld worden. Deze mobilofoon, want zo heet de mobiele telefoon dan
nog, is echter niet echt draagbaar en moet gemonteerd worden in de auto,
bijvoorbeeld achter de stoel van de bijrijder. Om een gesprek te voeren
met een andere mobilofoon of een abonnee van het vaste telefoonnet moet
de hulp van een telefoniste ingeroepen worden.
Bij het uitbreken van de oorlog op 10 mei 1940 zijn ca. 150 stuks
verkocht aan politie, brandweer, geneeskundige diensten en
elektriciteitsbedrijven. Op enkele stuks na worden alle installaties door
de Duitsers geconfisqueerd.
Eén van de weinige na de oorlog teruggevonden exemplaren is bewaard
gebleven in het Museum voor Communicatie.
Het is toegestaan (onderdelen van) deze
tekst of het beeldmateriaal over te nemen, mits er sprake is van
bronvermelding. We ontvangen graag een exemplaar van het artikel waarin
de overgenomen tekst staat. U kunt dit sturen naar: Museum voor
Communicatie, Zeestraat 80-82, 2518 AD Den Haag.
|
|